Reglementen

Regel 1 : Het speelveld

Regel 1 – Artikel 1 – Het speelveld en de doelen
 Het speelveld                     De doelen

regels

Lijnen en punten:

  1. Zijlijnen
  2. Doellijnen
  3. Middellijn
  4. Middencirkel (facultatief)
  5. 6-meterlijnen.
  6. Middelpunt (facultatief)
  7. Hoekpunten
  8. Strafschoppunt: op de kleine cirkel
  9. Grote halve cirkel (bij een strafschop moeten al de spelers achter deze
    cirkel staan, buiten de doelverdediger en de
                                    strafschopnemer)
  10. Idem punt 9

Zones :

  1. Doelgebied ( binnen de kleine cirkel)
  2. Neutrale zone
  3. Wisselzone
  4. Zitplaats voor wisselspelers en officials

Regel 1 – Artikel 8 – De doelen (Controle dient te gebeuren door de scheidsrechter!!)
Netten zijn verplicht. Ze moeten loshangen om te beletten dat de bal zou terugspringen. Ze moeten stevig aan de palen en de dwarslat vastgehecht worden. De mazen mogen geen bal doorlaten.
Een wedstrijd mag niet beginnen of dient gestaakt indien een doelpaal of dwarslat gebroken is, niet meer de vereiste vorm heeft of onvoldoende stevig is.
De doelen moeten zodanig geplaatst zijn dat rekening gehouden is met de lijn tussen de doelpalen.

Regel 1 – Artikel 10 – Wisselzone
Deze behoort tot de neutrale zone. Ze is gelegen langs beide zijden van de middellijn en telkens drie meter lang. De wissels gebeuren dus thv de middellijn!!!!

Regel 1 – Artikel 11 – Zitplaatsen voor wisselspelers en officials
Deze zitplaatsen bevinden zich in de neutrale zone, buiten de wisselzone en op 3 meters van de middellijn.

Regel 1 – Artikel 12 – De verbanddoos
Ligt ter beschikking bij de uitbaters van de sporthal.

Regel 1 – Artikel 13 – Spelbenodigdheden
Een wedstrijd mag niet gespeeld worden zonder :
– een bal
– een officieel wedstrijdblad
een scheidsrechterfluitje, een gele en rode kaart (dit bij afwezigheid van de scheidsrechter of indien de aanwezige scheidsrechter deze benodigdheden niet bij zich heeft): UITBATERS SPORTHAL
een tafel en twee stoelen
een conform manueel bord (aanduiding doelpunten)
Indien de wedstrijd niet kan plaatsvinden, moet de scheidsrechter een verslag opstellen.

Regel 1 – Artikel 15 – Ongeschikt speelveld
Een speelveld is ongeschikt indien :
– de doelen of de netten niet aan de voorschriften voldoen
de verlichting duidelijk onvoldoende is
de staat van de vloer gevaar oplevert voor de spelers
er zich hindernissen of vreemde voorwerpen op het veld bevinden of binnen de reglementaire hoogte.

Indien het speelveld vijf minuten na het voorziene officiële aanvangsuur niet geschikt is, mag de wedstrijd niet doorgaan en moet de scheidsrechter een verslag opstellen.

Regel 1 – Artikel 16 – Onbespeelbaar speelveld
Een speelveld is onbespeelbaar wanneer het gevaar oplevert voor de spelers wegens redenen waarvoor de thuisclub niet verantwoordelijk is.

Regel 1 – Artikel 17 – Kleedkamers
Een kleedkamer uitsluitend voorbehouden aan de scheidsrechters is verplicht. Elke ploeg moet over een afzonderlijke kleedkamer beschikken, behalve bij overmacht.

 

Regel 2 : De bal

Regel 2 – Artikel 1 – Afmetingen en vorm
De half botsende bal (Nr 4) moet rond zijn. De buitenbekleding moet van leder of ander gelijkwaardig geschikt materiaal gemaakt zijn.

Indien men de bal vanop een hoogte van 2 meter laat vallen, mag de bal de eerste keer niet hoger dan 65 en niet lager dan 55 cm terug botsen.

De scheidsrechter is de enige die oordeelt of de bal voldoet.

Regel 2 – Artikel 2 – Aantal ballen
Het aantal ballen dat door de thuisploeg ter beschikking van de scheidsrechter dient gesteld, is niet gelimiteerd, maar het aantal moet in ieder geval minimum 2 zijn om een normaal verloop van de wedstrijd te waarborgen. Ze dienen wel alle van hetzelfde type te zijn.

Gelieve er op toe te zien dat deze ballen deftig opgepomp zijn, dit 10 min vóór aanvang wedstrijd.

Indien de thuisclub geen bal ter beschikking kan stellen binnen de vijf minuten na het officiële aanvangsuur, kan de wedstrijd niet doorgaan en moet de scheidsrechter een verslag opstellen en overmaken aan de bevoegde instantie die de zaak zal onderzoeken. Deze termijn is niet van toepassing in de loop van het spel.

Indien een wedstrijd dient gestaakt te worden wegens het ontbreken van de bal, moet de scheidsrechter een verslag overmaken aan de bevoegde instantie waarin hij het aantal ballen vermeldt dat bij de aanvang van de wedstrijd te zijner beschikking werd gesteld.

Regel 2 – Artikel 3 – Vervanging van de wedstrijdbal
De bal waarmee de wedstrijd begonnen wordt, mag niet vervangen worden, tenzij de scheidsrechter van oordeel is dat hij onregelmatig geworden is.

Indien de bal tijdens de wedstrijd zoek raakt, moet de thuisploeg een andere bal leveren om verder te kunnen spelen en ook het nodige doen om de wedstrijdbal zo spoedig mogelijk ter beschikking van de scheidsrechter te stellen.
De bal die ondertussen gebruikt werd, zal bij de eerstvolgende spelonderbreking vervangen worden.

Wanneer de bal tijdens het spel onregelmatig wordt, moet de scheidsrechter de wedstrijd stilleggen. Op de plaats waar de bal onregelmatig werd, zal hij met een andere reglementaire bal de wedstrijd met een scheidsrechtersbal laten hernemen.

Wanneer de bal onregelmatig wordt bij een spelherneming (intrap, vrije schop, doelworp door de doelverdediger):
-Indien het feit zich voordoet alvorens hij aangeraakt werd door een speler of de scheidsrechter,  alvorens hij  gestuit werd door een doelpaal of de dwarslat, het spel gewoon hernemen met een andere wedstrijdbal op de plaats waar de intrap, vrije schop of doelworp gegeven is geweest.
– Indien het feit zich voordoet op het ogenblik dat de bal een speler of de scheidsrechter raakt of dat hij door een doelpaal of de dwarslat gestuit wordt, moet het spel hernomen worden met een scheidsrechtersbal op de plaats waar het contact plaatshad behalve in het doelgebied (altijd op de rand dan).

 

Regel 3 : Spelers

Regel 3 – Artikel 1 – Aantal spelers
Het spel wordt gespeeld door twee ploegen elk bestaande uit maximum acht spelers, waarvan er maximaal vijf spelers op het veld staan. Bovendien moet één van die vijf de doelverdediger zijn.

Elke ploeg moet de wedstrijd met minimum vier spelers (doelverdediger inbegrepen) kunnen aanvangen.

De wedstrijd dient gestaakt indien één van beide ploegen herleid wordt tot drie spelers (doelverdediger inbegrepen).

Regel 3 – Artikel 2 – De doelverdediger
Algemeen
De doelverdediger is in zijn doelgebied een beschermde speler, waar zijn fysieke integriteit nooit in gevaar mag gebracht worden, ook niet per ongeluk. Doorgaan op de doelverdediger is dus ten strengste verboden en moet met een gele kaart bestraft worden.

Een ploeg mag niet aantreden zonder doelverdediger. De doelverdediger die de wedstrijd aanvangt moet in aangepaste uitrusting zijn (een hesje is dus niet geldig). In geval van uitsluiting van de doelverdediger moet een andere speler in aangepaste uitrusting zijn plaats innemen. Elke speler die aan de wedstrijd deelneemt, mag wisselen met de doelverdediger.

Indien het een “vliegende” wissel betreft, gebeurt deze op dezelfde wijze als voor een veldspeler, dit wil zeggen zonder spelonderbreking en de scheidsrechter hoeft geen nota te nemen van zulke wissels.

Indien de wissel gebeurt wegens een uitsluiting of blessure van de doelverdediger, wordt het spel stilgelegd en dient de scheidsrechter nota te nemen van de wissel.

Uitrusting
Wat de uitrusting betreft, hebben de spelers die betrokken zijn bij deze wissel volgende keuze:
1) Indien het een vliegende wissel betreft:
a) de nieuwe doelverdediger is de reservedoelman in uitrusting op de bank d.w.z. in keeperstrui met nummer zoals ingeschreven op het wedstrijdblad
b)
de nieuwe doelman is een veldspeler: deze veldspeler trekt een hesje boven zijn spelerstrui op voorwaarde dat onder het hesje zijn spelersnummer leesbaar blijft. De kleur van het hesje moet natuurlijk verschillend zijn van de twee ploegen en de scheidsrechter
c)
de doelman met een hesje kan vervangen worden door een andere veldspeler met een hesje op voorwaarde dat een doelman die als zodanig is uitgerust steeds op de bank aanwezig is.

2) Indien de wissel gebeurt wegens een uitsluiting van de doelman is de vervangende doelman:
a) de reservedoelman
b)
een veldspeler. In dit geval moet deze veldspeler:
– o
fwel de keeperstrui van de uitgesloten doelman aantrekken
ofwel een andere keeperstrui met een nieuw spelersnummer aantrekken.

3) Indien de wissel gebeurt wegens een kwetsuur van de doelverdediger is de vervangende doelman:
a) de reservedoelman
b) een veldspeler. In dit geval moet deze veldspeler:
ofwel de keeperstrui aantrekken van de gekwetste doelman die zelf een ander keeperstrui met een nieuw spelersnummer moet aantrekken indien hij verkiest op de wisselbank van zijn ploeg te blijven zitten
ofwel een andere keeperstrui met een nieuw spelersnummer aantrekken.

4) De vervangen doelverdediger die als veldspeler wil meespelen trekt een spelerstrui aan met een nummer, dat nog niet vermeld staat op het wedstrijdblad, alsook dezelfde broek en kousen als zijn medespelers. Hij moet naar de kleedkamer om zijn nieuwe uitrusting aan te trekken.

Regel 3 – Artikel 3 – De kapitein

Iedere ploeg stelt een kapitein aan.

Deze moet een armband dragen van minimum acht centimeter breedte, in (een) kleur(en) die contrasteert / contrasteren met deze van zijn trui. De kapitein behoudt zijn functie als hij zich op de zitbank voor wisselspelers bevindt.

Een kapitein die wordt uitgesloten, moet zijn armband overmaken aan een medespeler.

Voor de wedstrijd tekent de kapitein het scheidsrechtersblad en aanhoort de instructies van de scheidsrechter. Hij betwist de opgooi voor de aanvang van de wedstrijd.

Noch de kapitein, noch enig andere speler heeft het recht aan de scheidsrechter uitleg te vragen over een genomen beslissing.

Indien een uitgesloten speler weigert het speelveld te verlaten, moet de scheidsrechter beroep doen op de kapitein. Indien deze weigert of indien zijn tussenkomst mislukt, dient de wedstrijd gestaakt te worden.

Indien de kapitein wordt uitgesloten en weigert het speelveld te verlaten, moet de wedstrijd gestaakt worden.

De kapitein neemt eveneens alle functies en administratieve formaliteiten op zich van de officieel afgevaardigde, die in onze competitie niet meer verplicht is. Dit geldt zowel voor de thuisploeg als de bezoekersploeg.

De kapitein v/d thuisploeg moet de scheidsrechter betalen vóór aanvang wedstrijd.

Beide kapiteins moeten er voor zorgen dat, 10 min vóór aanvang wedstrijd, de scheidsrechter in het bezit is van:

 – de identiteitskaarten van alle spelers

– het wedstrijdformulier, deftig en leesbaar ingevuld (kapitein thuisploeg)

– de ondertekende en afgestempelde verzekeringslijst van hun ploeg

– twee wedstrijdballen (kapitein thuisploeg)

– enz…

 

Regel 3 – Artikel 4 – Spelerswissel
Vliegende wissels mogen zonder uitzondering, op gelijk welk moment en zonder beperking in aantal worden uitgevoerd, dit ter hoogte van de middellijn. Er mogen op geen enkel moment zes spelers van één ploeg op het terrein staan.

Bij overtreding wordt een onrechtstreekse vrije trap toegekend aan de tegenpartij, op de plaats waar de bal zich bevond op het moment dat het spel werd stilgelegd.

Een wisselspeler mag onmiddellijk aan het spel deelnemen. Het dragen van een hesje, training of trui is in ieder geval verplicht voor alle wisselspelers die zich in de zaal opwarmen vooraleer ze eventueel het speelveld betreden. Dit hesje, training of trui moet van een ander kleur zijn dan de kleuren van de truien van de twee ploegen.

Het is niet vereist dat er een doelverdediger, als dusdanig uitgerust, zich bij de wisselspelers op de bank bevindt.

Regel 3 – Artikel 5 – Wijze van wissel

De wissel moet geschieden binnen de zone die hiervoor voorbehouden is, ter hoogte van de middellijn dus.

De wisselspelers mogen in het spel komen zonder de toelating van de scheidsrechter te vragen, behalve in geval van blessure. In dit geval moet de wisselspeler wachten om het speelveld te betreden totdat de geblesseerde speler het speelveld verlaten heeft.

Indien een wisselspeler het speelveld opkomt om een andere reden dan een reglementaire wissel (bv wanneer hij uit protest het veld oploopt naar de scheidsrechter), moet het spel onmiddellijk onderbroken worden. De scheidsrechter dient de nodige disciplinaire maatregel te nemen tegen de wisselspeler die de overtreding begaat en het spel dient hervat te worden met een onrechtstreekse vrije trap op de plaats waar de bal zich bevond toen het spel werd stilgelegd.

In geval van een OVT (onrechtstreekse vrije trap) ten voordele van de aanvallende ploeg in de 6-meter zone, moet de bal geplaatst worden op de 6-meterlijn (op de rand van het doelgebied) en dit zo dicht mogelijk bij de plaats waar de bal zich bevond toen het spel werd stilgelegd.

In uitzonderlijke omstandigheden (b.v. blessure van een speler), kan van deze regel afgeweken worden. Volgens de omstandigheden kan een gekwetste speler, op om het even welke plaats het terrein verlaten of buiten de lijnen gedragen worden en, indien mogelijk, zo dicht mogelijk bij de plaats waar hij zich bevindt.

Met uitzondering van de spelerswissels die in de loop van de wedstrijd worden toegestaan, mag geen enkele andere speler het speelveld betreden of de zaal verlaten, zonder toelating van de scheidsrechter. Wanneer een speler toch zo handelt, oordeelt de scheidsrechter over de houding van dit aangesloten lid. Wanneer hij oordeelt dat dit gedrag onsportief is, dient de scheidsrechter een tuchtmaatregel te treffen.

 

Regel 4 : Uitrusting van de spelers

Regel 4 – Artikel 1 – Uitrusting

De zichtbare uitrusting van een speler bestaat uitsluitend uit een trui (of shirt), een korte broek, sportkousen en schoeisel. Het dragen van beenbeschermers onder de opgetrokken sportkousen is toegestaan, alsmede van een lieslaars of een panty van dezelfde kleur als de korte broek. De sportkousen moeten steeds opgetrokken zijn.

Alle spelers van één ploeg moeten dezelfde uniforme uitrusting dragen (met uitzondering van de sportschoenen), behalve de doelverdediger.
Onder uniforme uitrusting wordt verstaan dat alle spelers van eenzelfde ploeg dezelfde kleur van trui, broek en kousen moeten hebben.

De doelverdediger moet een trui dragen waarvan de kleur verschillend is van deze van de veldspelers (medespelers en tegenstanders), van de scheidsrechter en van de doelverdediger van de tegenpartij.

De doelverdediger mag een trainingsbroek dragen in plaats van een korte broek.

Zwartgekleurde truien zijn voor alle veldspelers verboden behalve tijdens wedstrijden waarin de scheidsrechter een trui draagt in een andere kleur (dan zwart).

Iedere bezoekende club is er toe gehouden gedurende het hele seizoen aan te treden in de kleuren zoals officieel bekend gemaakt. Deze staan vermeld op de website onder hoofdstuk INFO, punt MANAGERS.

De thuisclub wordt verantwoordelijk geacht indien een wedstrijd niet kan doorgaan omdat zij aantreden met een uitrusting van andere kleur dan hun officieel gekende kleuren en die dezelfde zijn als deze van de bezoekende club die wel aantreden met hun officieel gekende kleuren.

Wanneer de bezoekende club zich NIET aanbiedt in zijn officiële kleuren maar met kleuren die dezelfde zijn als de kleuren van de thuisclub, moet de scheidsrechter de bezoekende club verplichten van uitrusting te veranderen.

Wanneer in een officiële wedstrijd de bekend gemaakte kleuren van beide clubs identiek zijn of naar het oordeel van de scheidsrechter aanleiding tot verwarring kunnen geven, moet hij de spelers van de thuisclub verplichten shirts van een andere kleur te dragen.

Regel 4 – Artikel 2 – Nummering van de spelers

Op iedere trui moet op de rugzijde een leesbaar nummer van 1 tot en met 99 staan.

De nummers van de spelers van eenzelfde ploeg dienen verschillend te zijn.

Spelers zonder rugnummer op hun trui mogen aan de wedstrijd niet deelnemen

(Enkel op de tweede uitrusting is de rugnummer niet verplicht binnen ZVV).

Regel 4 – Artikel 3 – Sportschoenen

Het dragen van sportschoenen is verplicht.

Enkel lichte sportschoenen met helder gekleurde zolen, zonder topverharding en zonder noppen worden toegelaten.

De clubs zijn gehouden inlichtingen in te winnen bij de verantwoordelijke van de sporthallen over de voorschriften betreffende de kleur van de zolen die mogen gebruikt worden en deze stipt na te leven.

Regel 4 – Artikel 4 – Gevaarlijke of niet conforme uitrusting

Een speler die zich aanbiedt in een uitrusting die niet voldoet aan de vereisten van de regel 4 – artikel 1 (niet uniforme uitrusting) kan niet deelnemen aan de wedstrijd. Indien de ploeg herleid wordt tot drie spelers vanwege dit verbod, gaat de wedstrijd niet door en moet de scheidsrechter een verslag maken.

Het is verboden gevaarlijke voorwerpen te dragen, zoals armbanden, uurwerken, ringen met uitsteeksels, te los hangende hals- of andere kettingen enz.

Indien een speler zich aanbiedt om zijn ploeg te vervolledigen, nadat de wedstrijd begonnen is, en niet aan het spel mag deelnemen omdat zijn uitrusting niet conform is, moet hij een spelonderbreking afwachten om aan de scheidsrechter te vragen aan het spel te mogen deelnemen.

Dit geldt ook voor een speler die wegens dezelfde inbreuk het speelveld diende te verlaten.

De speler mag slechts opnieuw aan het spel deelnemen nadat de scheidsrechter zich persoonlijk ervan vergewist heeft dat de speler niet meer in overtreding is met deze regel.

Ingeval van inbreuk op deze regel moet het spel stilgelegd worden. De speler moet een officiële waarschuwing krijgen en het spel hernomen worden met een onrechtstreekse vrije trap toegekend aan de tegenpartij op de plaats waar de bal zich bevond.

Regel 5 : De scheidsrechter 

Regel 5 – Artikel 1 – Algemeenheden

De scheidsrechter wordt geacht een zwarte uitrusting te dragen.

Een ‘New look – uitrusting’ wordt toegestaan, maar wanneer er verwarring mogelijk is met de kleur van de uitrusting van één der beide ploegen, moet in dat geval de scheidsrechter de kleur van zijn uitrusting aanpassen.

Regel 5 – Artikel 2 – Vóór de wedstrijd

De scheidsrechter moet minstens 15 minuten voor het officiële aanvangsuur van de wedstrijd aanwezig zijn om de staat van het speelveld, de doelen, de ballen en de aanwezigheid van de verbanddoos te controleren. Hij dient er ook over te waken dat de voorzieningen buiten het speelveld beantwoorden aan de voorschriften, zoals neutrale zone, zitplaatsen voor spelers, enz… .

De scheidsrechter dient het wedstrijdformulier te controleren, aan de hand van de verkregen identiteitskaarten. Een speler, die zijn identiteitskaart niet bij heeft, mag zijn rijbewijs voorleggen. Dit mag wel niet de regelmaat worden.

Iedere speler op het wedstrijdformulier, die geen erkend identiteitsbewijs (identiteitskaart of rijbewijs) kan voorleggen, mag NIET aan het spel deelnemen, op de bank plaatsnemen of een officiële taak vervullen en dit zolang er geen erkend identiteitsbewijs wordt voorgelegd.
Na de wedstrijd, zal zijn naam op het wedstrijdformulier geschrapt worden als geen enkel geldig identiteitsbewijs werd voorgelegd.

De scheidsrechter moet controleren of elke speler op het wedstrijdformulier wel degelijk op de verzekeringslijsten van ZVV Groot-Grimbergen staan.
Enkel de verzekeringslijsten, die afgestempeld en ondertekend zijn door ZVV Groot-Grimbergen, zijn geldig.
Een speler, die niet op de verzekeringslijst staat, mag NIET meespelen, tenzij er kan aangetoond worden dat het om een administratieve fout gaat.

Vervolgens dient de scheidsrechter de controle te verrichten van de spelers, aan de hand van hun identiteitskaart (of rijbewijs), en dient hij hun rugnummer te controleren met het ingeschreven rugnummer op het wedstrijdformulier.

De scheidsrechter moet de uitrusting van de spelers controleren, die uniform dienen te zijn. Spelers die geen uniforme uitrusting aanhebben, dienen zich onmiddellijk in regel te stellen alvorens zij het veld mogen betreden, dit enkel na toelating te hebben gekregen van de scheidsrechter.

De scheidsrechter roept beide kapiteins bij zich vóór de wedstrijd en wijst hun op al hun gebreken aangaande de punten hiervoor vermeld en laat vervolgens beide kapiteins tekenen op het wedstrijdformulier.

Vóór de wedstrijd en zolang de controle van de spelers door de scheidsrechter niet voltooid is, mag een speler op het wedstrijdformulier door een andere vervangen worden en mag een nieuwe speler bijgevoegd worden. Na de controle mag dit niet meer.

De namen van alle spelers (effectieve en wisselspelers) moeten vóór aanvang van de wedstrijd op het wedstrijdformulier vermeld zijn.

De ongebruikte lijnen op het wedstrijdformulier dienen te worden doorgehaald en geparafeerd door de scheidsrechter alvorens hij op het speelveld komt.

Wanneer een ploeg slechts vier spelers op het wedstrijdformulier vermeldt, mag de scheidsrechter de vijfde lijn niet doorhalen aangezien een ploeg zich op gelijk welk ogenblik van de wedstrijd mag vervolledigen.

Indien de ploeg heel de wedstrijd met vier spelers gespeeld heeft, moet de overgebleven vijfde lijn na de wedstrijd doorgehaald en geparafeerd worden.

De scheidsrechter dient elke vastgestelde onregelmatigheid te noteren op het wedstrijdformulier.

Regel 5 – Artikel 3 – Bevoegdheden van de scheidsrechter

De bevoegdheid van de scheidsrechter neemt een aanvang op het ogenblik dat hij de kleedkamer betreedt en eindigt na de wedstrijd bij het aftekenen van het wedstrijdblad.

Indien de scheidsrechter getuige is van feiten vóór of na de wedstrijd en/of een tuchtrechtelijke maatregel moet nemen vóór of na de wedstrijd, dan moet de scheidsrechter een verslag opmaken.

Een speler die vóór de spelerscontrole uitgesloten wordt, mag op het wedstrijdblad vervangen worden. Indien als gevolg van deze uitsluiting een ploeg slechts vier spelers kan opstellen om de wedstrijd aan te vangen, mag ze op gelijk welk ogenblik van de wedstrijd het aantal spelers aanvullen tot vijf.

Een speler die uitgesloten wordt vóór de aftrap, maar na de controle van de spelers en het tekenen van beide kapiteins, mag niet meer vervangen worden en de betrokken ploeg moet de wedstrijd spelen met een speler minder. Wanneer een ploeg hierdoor maar drie spelers kan opstellen, mag deze wedstrijd niet plaatshebben en moet de scheidsrechter hierover een verslag maken.

Regel 5 – Artikel 4 – Leiding van de wedstrijd – voordeelregel toepassen

De scheidsrechter leidt het spel volgens de van kracht zijnde regels en neemt alle beslissingen die zich opdringen. Hij mag echter alleen op zijn eerste beslissing terugkomen indien het spel nog niet hernomen is.

De scheidsrechter heeft de bevoegdheid het spel te onderbreken voor iedere overtreding van de spelregels.

De scheidsrechter mag het principe van het voordeel toepassen indien hij meent de ploeg te bevoordelen tegen wie de fout wordt gemaakt.

Hij mag bijgevolg NIET op zijn beslissing terugkomen wanneer het vermeende voordeel niet benut wordt. Het toepassen van de voordeelregel mag geen beletsel zijn om indien nodig de passende disciplinaire sanctie te nemen (bv gele of rode kaart).

Regel 5 – Artikel 5 – Stilleggen en stopzetten van de wedstrijd

De scheidsrechter heeft de bevoegdheid het spel te onderbreken of definitief te staken, zo hij dit nodig acht wegens interne of externe factoren, het gedrag van de toeschouwers of zware feiten.

Hij moet het spel onmiddellijk onderbreken indien een speler ernstig gekwetst is. Indien het een lichte geblesseerde betreft zal hij het spel onderbreken op het einde van de aan gang zijnde spelfase. Een licht geblesseerde speler mag niet op het speelveld verzorgd worden.

De scheidsrechter moet op het wedstrijdblad melding maken van alle ongevallen of blessures met aanduiding van de juiste plaats van de blessure.

Regel 5 – Artikel 6 – Gele en rode kaart (uitsluiting)

Tegenover elke speler die zich schuldig maakt aan een fout of onbehoorlijk gedrag en naargelang de ernst van de feiten, heeft de scheidsrechter de mogelijkheid om:

  • hetzij een opmerking te maken
  • hetzij een officiële waarschuwing te geven
  • hetzij een gele kaart te geven
  • hetzij een rode kaart te geven

Een speler die een gele kaart krijgt mag niet meer verder spelen en moet de zaal verlaten, maar mag wel vervangen worden.
Indien hij een tweede gele kaart krijgt (wegens protest bv), moet hij een rode krijgen, de zaal verlaten en mag hij niet meer vervangen worden.  Zijn ploeg moet dan verder spelen met een speler minder.

Speler in kwestie is sowieso de eerstvolgende wedstrijd geschorst, in afwachting van de definitieve uitspraak van het totaal aantal geschorste wedstrijden.

Hetzelfde geldt voor een speler die onmiddellijk rood krijgt.

Na het beëindigen van de wedstrijd mag de scheidsrechter geen kaart meer tonen. Bij eventuele problemen na de wedstrijd dient de scheidsrechter de betrokken speler ervan op de hoogte te stellen dat hij een verslag zal opmaken.

Regel 5 – Artikel 7 – Het fluitsignaal

Na elk oponthoud moet de scheidsrechter het teken tot hernemen van het spel geven. Een fluitsignaal wordt ten zeerste aanbevolen, maar is niet verplicht. Het fluitsignaal is nochtans vereist :

  • bij de aftrap
  • de spelherneming van de tweede speelhelft
  • bij spelherneming nadat een doelpunt werd aangetekend
  • om het einde van elke speelhelft aan te duiden
  • voor het nemen van een strafschop

Elke spelonderbreking wordt kenbaar gemaakt met een fluitsignaal.

Regel 5 – Artikel 8 – Afwezigheid van de scheidsrechter

Een wedstrijd mag nooit gespeeld worden zonder scheidsrechter. Een wedstrijd mag NIET uitgesteld worden wegens afwezigheid van de scheidsrechter.

Indien de officieel aangeduide scheidsrechter afwezig is of niet meer in staat is zijn opdracht te vervolgen wegens blessure of ziekte, moet een gelegenheids-scheidsrechter zijn plaats innemen. De gelegenheidsscheidsrechter beschikt over alle bevoegdheden, toegekend aan de officiële scheidsrechter.

Bij ontstentenis van officieel aangeduide scheidsrechter Is de rangorde om hem  te vervangen de volgende :

  1. neutrale scheidsrechter.
  2. scheidsrechter behorend tot de bezoekende club.
  3. scheidsrechter behorend tot de thuisclub.
  4. neutrale speler
  5. speler behorend tot de bezoekende club
  6. speler behorend tot de thuisclub
  7. neutrale supporter
  8. supporter behorend tot de bezoekende club
  9. supporter behorend tot de thuisclub

De bezoekende club krijgt dus steeds voorrang om een scheidsrechter te leveren, maar is dat niet verplicht. De thuisclub is verplicht om uiteindelijk een scheidsrechter te leveren.

Voor wat betreft de punten d) t.e.m. i) is het niet toegelaten een beroep te doen op personen jonger dan 18 jaar.

Iedere gelegenheidsscheidsrechter dient zich te vereenzelvigen door middel van een identiteitsdocument dat door de spelregels wordt toegestaan.

Een gelegenheidsscheidsrechter moet de leiding over de partij afstaan aan de te laat komende officieel aangeduide scheidsrechter.

Een gelegenheidsscheidsrechter  heeft recht op de vergoeding van de scheidsrechter die hij vervangt, zijnde 20 euro.

Wanneer een scheidsrechter de wedstrijd definitief staakt wegens handtastelijkheden op zijn persoon, mag niemand hem vervangen.

Regel 5 – Artikel 9 – Terreinofficials

NVT (afgeschaft op Algemene Vergadering)

Regel 6 : De lijnrechter

NVT

Regel 7 : Duur van het spel

Regel 7 – Artikel 1

De wedstrijd bestaat uit twee spelperiodes van eenzelfde duur, onderbroken door een pauze van twee tot vijf minuten.

Tijdens de rust en overeenkomstig de duur ervan, blijven de spelers in de buurt van de zitplaatsen van de wisselspelers van hun ploeg of keren terug naar hun respectievelijke kleedkamers.

TIME-OUTS van één minuut bestaan niet binnen ZVV Groot-Grimbergen

Regel 7 – Artikel 2 

De duur van elke wedstrijd is vastgelegd op 2 x 25 minuten.

In vriendschappelijke wedstrijden mag, mits onderling akkoord, de duur van het spel ingekort worden.

In tornooien is de scheidsrechter verplicht het reglement na te leven dat opgesteld werd door de organiserende club.

Tijdens bekerfinales en testwedstrijden worden extra-times van 2 x 5 minuten ingelast ingeval van gelijkspel na de officiële tijd.

Regel 7 – Artikel 3

De duur van de spelperiode moet verlengd worden met de tijd nodig om een strafschop te kunnen nemen voor een fout, begaan binnen de reglementaire tijd.

De scheidsrechter is gehouden de twee clubs van deze beslissing op de hoogte te brengen.

Enkel de scheidsrechter heeft het recht de duur van elke periode te verlengen met de tijd die volgens zijn mening verloren werd, wat ook de reden daarvan mag zijn.

Regel 7 – Artikel 4

De scheidsrechter moet het spel onderbreken telkens als de omstandigheden het vereisen.

Hij moet de wedstrijd definitief staken wanneer hij van oordeel is dat een normaal verloop van de wedstrijd onmogelijk geworden is door één van volgende oorzaken :

  1. onbespeelbaarheid van het veld.
  2. handtastelijkheden jegens de scheidsrechter.
  3. onvoldoende aantal spelers in één van de ploegen.
  4. gevaar voor de lichaamsgesteldheid van de spelers dat niet kan ongedaan
          gemaakt worden binnen de 5 minuten.
  5. een overrompeling van het terrein welke de 5 minuten overschrijden.
  6. vreemd voorwerp op het speelveld dat niet kan verwijderd worden binnen de 5  
  7. weigering gevolg te geven aan een uitsluiting nadat hij de hiervoor voorziene
         procedure gevolgd heeft.
  8. andere omstandigheden te beoordelen door de scheidsrechter.

Eens de wedstrijd begonnen is mag/mogen de onderbreking(en) in totaal de 5 minuten niet overschrijden.

Uitzondering:

Bij elektriciteitspanne in de zaal mag de wedstrijd door de scheidsrechter eventueel meerdere malen tijdelijk onderbroken worden tot een totale maximumduur van 15 minuten bereikt is. Daarna dient de wedstrijd definitief gestaakt te worden. De bevoegde commissie zal uitspraak doen op basis van de omstandighedem.

Regel 7 – Artikel 5

Als 5 minuten na het officiële aanvangsuur van de wedstrijd een ploeg niet over minimum vier spelers in uitrusting op het speelveld staat, mag de wedstrijd niet plaatsvinden en moet de scheidsrechter een verslag indienen.

De ploeg in kwestie verliest de wedstrijd met forfait cijfers.

Regel 8 : Aftrap – Scheidsrechtersbal

Regel 8 – Artikel 1 – Bij de aanvang van de wedstrijd

Een opgooi door de scheidsrechter in aanwezigheid van de twee kapiteins beslist over de keuze tussen speelhelft en aftrap. De ploeg door het lot begunstigd heeft het recht haar kamp of de aftrap te kiezen. De wisselspelers  moeten plaats nemen op de bank langs de kant van de speelhelft dat door hun ploeg verdedigd wordt.

De bal moet op het middelpunt van het speelveld liggen en mag niet bewegen. Nadat de scheidsrechter het fluitsignaal heeft gegeven, vangt het spel aan met een trap op de bal door een speler in gelijk welke richting.

Al de spelers dienen zich op hun eigen speelhelft te bevinden en spelers van de ploeg die niet aftrapt, moeten op een afstand van minimum vijf meter (rand grote middencirkel) van de bal blijven, tot wanneer deze in het spel gebracht is.

De speler die de aftrap gegeven heeft, mag geen tweede maal de bal spelen voordat deze door een andere speler, van de eigen ploeg of van de tegenpartij, aangeraakt werd.

Regel 8 – Artikel 2 – Nadat een doelpunt gemaakt werd

Het spel zal op dezelfde wijze hernomen worden als bij de aftrap, door een speler van de ploeg waartegen een doelpunt gescoord werd.

Regel 8 – Artikel 3 – Na de rust

De ploegen wisselen van kamp. De aftrap wordt gegeven door een speler van de ploeg die niet de aftrap in het begin van de wedstrijd genomen heeft.

De wisselspelers moeten eveneens van kamp/bank wisselen.

Regel 8 – Artikel 4 – Doelpunt na aftrap

Een doelpunt kan niet rechtstreeks uit een aftrap gescoord worden.

Wanneer de bal rechtstreeks in het doel van de tegenpartij belandt, is het doelpunt niet geldig en dient het spel hernomen met een doelworp door de doelverdediger.

Wanneer de speler, gelast met het geven van de aftrap, de bal rechtstreeks in zijn eigen doel trapt, herneemt het spel met een hoekschop voor de tegenpartij.

Regel 8 – Artikel 5 – Tijdelijke onderbreking – Scheidsrechtersbal

Wanneer het spel tijdelijk stilgelegd werd om een reden die niet in een spelregel voorzien is, zal het spel hernomen worden met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal zich bevond op het ogenblik dat het spel onderbroken werd. De bal is terug in het spel zodra hij de grond geraakt heeft.

Wanneer het spel stilgelegd werd terwijl de bal in het doelgebied was, moet de scheidsrechtersbal gegeven worden op de lijn die dit gebied afbakent, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de bal zich bevond.

De scheidsrechtersbal moet hernomen worden

  1. wanneer de bal de doel- of zijlijn overschrijdt vooraleer hij door een speler
      aangeraakt werd.
  2. wanneer een speler de bal aanraakt vooraleer deze de grond raakt.

Regel 8 – Artikel 6 – Mogelijke gevallen voor een scheidsrechtersbal

  1. vreemd voorwerp op het speelveld dat het spel of een speler beïnvloedt
  2. overtreding van een speler buiten het speelveld terwijl de bal in het spel is
  3. onregelmatig geworden bal tijdens het spel
  4. gelijktijdige en even zware overtredingen begaan door twee tegenstanders
  5. spelonderbreking voor een gekwetste speler
  6. ongepast fluitsignaal van de scheidsrechter
  7. fluitsignaal van een toeschouwer dat het spel of een speler kan beïnvloeden
  8. spelonderbreking wegens de houding van officials of toeschouwers
  9. val of ernstige blessure van de scheidsrechter, waardoor hij het verloop van de
         wedstrijd niet meer kan controleren.
  10. elektriciteitspanne wanneer de bal in het spel is
  11. alle andere omstandigheden door de scheidsrechter te bepalen.

Regel 9 : Bal in en uit het spel

Regel 9 – Artikel 1 – Bal uit het spel

De bal is uit het spel :

  1. wanneer hij volledig over een zij- of doellijn is gegaan, hetzij over de grond, hetzij
    in de lucht
  2. wanneer hij het plafond of armaturen heeft geraakt
  3. wanneer het spel door de scheidsrechter werd stilgelegd
  4. bij een doelworp blijft de bal uit het spel, zolang hij het doelgebied niet verlaten heeft. Dit wil zeggen dat de bal enkel buiten de cirkel:
    1. kan aangenomen worden door een medespeler
    2. kan onderschept worden door een tegenstander

Regel 9 – Artikel 2 – Bal in het spel

Op elk ander ogenblik is de bal in het spel van het begin tot het einde van de wedstrijd, ook in de hierna vermelde gevallen:

  1. indien hij in het speelveld terugkaatst na een doelpaal of een dwarslat te hebben
  2. indien hij in het speelveld terugkaatst na de scheidsrechter te hebben geraakt die

    zich binnen het speelveld bevindt. De scheidsrechter wordt dus niet beschouwd
    als vreemd voorwerp.

Regel 10 : Geldig doelpunt

Buiten de uitzonderingen die in de spelregels voorzien zijn, wordt een geldig doelpunt aangetekend als de bal volledig door het doelvlak gegaan is. Het doelvlak is het vlak begrensd door de doellijn tussen de palen, de twee palen zelf en de dwarslat. Het doelpunt is niet geldig wanneer de bal door een speler van de aanvallende ploeg – de doelverdediger inbegrepen – opzettelijk met de hand of arm geworpen, geslagen of gedragen werd = gele kaart voor de speler in kwestie.

Een doelpunt mag niet goedgekeurd worden indien de bal alvorens door het doelvlak te gaan, in aanraking komt met een vreemd voorwerp.

Indien dit feit zich voordoet :

  1. tijdens een gewone spelfase : het spel moet hernomen worden met een
    scheidsrechtersbal op de plaats van het contact, tenzij in het doelgebied, in welk
        geval de scheidsrechtersbal gegeven wordt op de lijn die het doelgebied afbakent
        zo dicht mogelijk bij de plaats waar de bal zich bevond.
  2. bij het nemen van een strafschop : deze moet hernomen worden.
  3. Wanneer de bal op een reglementaire wijze in het doel gaat nadat hij werd
    aangeraakt of van richting veranderd door de scheidsrechter, die zich op dat
        moment  buiten het speelveld bevond. Bevond de scheidsrechter zich binnen het
        speelveld, moet het doelpunt wel goedgekeurd worden.

De ploeg die het grootste aantal doelpunten aangetekend heeft, is de winnaar van de wedstrijd; indien geen enkel doelpunt werd aangetekend of indien beide ploegen hetzelfde aantal doelpunten hebben gescoord, eindigt de wedstrijd onbeslist.

Regel 11 : Fouten en ongepastheden

Regel 11 – Artikel 1 – Rechtstreekse vrije trap

Een speler die opzettelijk één der volgende fouten begaat dient bestraft met een rechtstreekse vrije trap, toegekend aan de tegenpartij.

Fouten op een tegenstander

  1. een tegenstander een trap geven of trachten te geven zonder de intentie de bal te spelen = altijd een rode kaart
  2. een tegenstander een voetje lichten, d.w.z. : een tegenstander doen vallen of trachten te doen vallen = gele kaart, behalve wanneer speler alleen op doelverdediger afgaat = rode kaart
  3. op een tegenstander springen. Naarmate de intensiteit, al dan niet gele of rode
  4. een tegenstander aanvallen op een gewelddadige of gevaarlijke manier. Naarmate de intensiteit, al dan niet gele of rode kaart.
  5. een tegenstander slaan of trachten te slaan ; ‘naar iemand spuwen’ wordt
         gelijkgesteld met slaan = altijd een rode kaart
  6. een tegenstander vast- of tegenhouden, hetzij bij een lichaamsdeel hetzij bij een
         gedeelte van zijn uitrusting = gele kaart voor spelbederf, behalve wanneer
    speler alleen op doelverdediger afgaat = rode kaart
  7. een tegenstander duwen. Naarmate de intensiteit, al dan niet gele of rode kaart
  8. een sliding tackle op een tegenstander uitvoeren = gele kaart, behalve als
    tegenstander geraakt wordt = rode kaart

Fout met de bal

  1. met de voetzool de bal blokkeren die zich in de voeten van de tegenstander
         bevindt, op het ogenblik dat de tegenstander op de bal trapt = gele kaart voor gevaarlijk spel (voet vooruit).
  2. de bal met de hand of met de arm spelen. = gele kaart voor spelbederf, tenzij
         het een aangeschoten bal is. Bij een aangeschoten bal moeten de armen
         evenwel kort tegen het lichaan zijn en mag er geen enkele intentie zijn om
         de bal opzettelijk tegen te houden met de hand of arm.
         De scheidsrechter beslist of het al dan niet een aangeschoten bal is. Bij een
         aangeschoten bal moet er gewoon verder gespeeld worden.
         Wanneer de speler in kwestie hierdoor verhindert dat de tegenstander alleen
         voor de doelman komt te staan of verhindert dat de tegenstander scoort =
         rode kaart
    Dit geldt niet voor de doelverdediger binnen zijn doelgebied. Een speler die tracht de bal met de hand of de arm te spelen, maar er niet in slaagt, mag niet bestraft worden.

Een speler mag zijn gezicht of onderbuik beschermen zonder dat er sprake is van een fout, zelfs als hij in het bezit van de bal blijft. Een dame mag bovendien haar borst beschermen.

Wanneer één van deze fouten door een speler begaan werd in zijn eigen doelgebied, moet de rechtstreekse vrije trap omgezet worden in een strafschop.

Bij het toekennen van de strafschop speelt het geen rol waar de bal zich bevindt op het ogenblik van de overtreding, als hij maar in het spel is. 

Regel 11 – Artikel 2 – Onrechtstreekse vrije trap

Een speler die opzettelijk één der volgende fouten begaat, dient bestraft met een onrechtstreekse vrije trap, toegekend aan de tegenpartij.

  1. spelen op een manier die door de scheidsrechter als gevaarlijk beoordeeld wordt
    voor de tegenstander, evenwel zonder dat er contact mag zijn, in welk geval een
         rechtstreekse vrije trap moet gegeven worden.
  2. op zulke manier spelen dat het als gevaarlijk voor de speler zelf beoordeeld wordt.
  3. op incorrecte wijze een tegenstander aanvallen, wanneer de bal niet binnen
     spelbereik of in de lucht is.
  4. zonder de bal te spelen, de tegenstander met het lichaam hinderen, dit wil zeggen
     ofwel tussen de tegenstander en de bal lopen, ofwel zich zodanig in de richting
        van de bal opstellen dat men een hinderpaal voor de tegenstander is (obstructie).
  5. de doelverdediger van de tegenpartij beletten de bal weg te werken wanneer hij
     deze in zijn doelgebied opgevangen heeft.
  6. alle fouten tegen medespelers of scheidsrechter.
  7. een spelerswisseling niet volgens de regels uitvoeren: in dit geval moet de
    onrechtstreekse vrije trap gegeven worden op de plaats waar de bal zich bevond
         op het ogenblik van de overtreding. Echter wanneer de bal zich in het doelgebied
         bevond, moet de onrechtstreekse vrije trap gegeven worden op de lijn die dit
         gebied afbakent, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de bal was. Voor de
         verdediger wordt deze onrechtstreekse vrije trap genomen op de plaats waar de
         bal was binnen het doelgebied.
  8. opzettelijk tijd winnen als de bal uit het spel is.
  9. ieder onwelvoeglijk gedrag tegen tegenstanders, medespelers, officials of
  10. op een medespeler leunen om de bal te spelen of trachten te spelen.
  11. na de aanvang of herneming van het spel (behalve bij scheidsrechtersbal) de bal
    een tweede maal spelen alvorens deze door een andere speler werd aangeraakt;
        indien bij de aanvang of herneming van het spel een speler een zwaardere fout
        begaat, terwijl hij de bal een tweede maal aanraakt, moet de zwaarste fout bestraft
       
  12. overtreding van Regel 3, artikel 2 (wissels met doelman).
  13. overtreding van Regel 4, artikel 4 (gevaarlijke of niet conforme uitrusting).

Regel 11 – Artikel 3 – Gelijktijdige overtredingen

Wanneer twee fouten gelijktijdig begaan worden, dan moet de zwaarste fout bestraft worden met een vrije trap, aangezien :

  1. de fouten strafbaar met een rechtstreekse vrije trap voorrang hebben op de fouten
     strafbaar met een onrechtstreekse vrije trap.
  2. de fouten strafbaar met een rechtstreekse vrije trap op de tegenstander voorrang
    hebben op deze begaan met de bal (handsbal en gevaarlijk spel).

Wanneer twee tegenstanders gelijktijdig een even zware fout begaan en indien de scheidsrechter meent te moeten ingrijpen, dient het spel hernomen met een scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal zich bevond. Indien echter het feit zich voordoet in het doelgebied moet de scheidsrechtersbal gegeven worden op de lijn die dit gebied afbakent en op de plaats die er het dichtst bij is.

Regel 11 – Artikel 4 – Tuchtmaatregelen

De hieronder beschreven maatregelen zijn eveneens van toepassing voor de officials, behalve wat de spelfeiten betreft.

De officiële verwittiging wordt mondeling aan de speler of de official kenbaar gemaakt.

Een uitsluiting van een speler of official wordt kenbaar gemaakt door een rode kaart.

Officiële waarschuwing:

Een speler moet een officiële waarschuwing krijgen wanneer hij aanhoudend de spelregels overtreedt = mondelinge verwittiging door scheidsrechter

Een speler of official moet een officiële waarschuwing krijgen wanneer hij door woorden of gebaren de beslissingen van de scheidsrechter afkeurt.

Gele kaart – Uitsluiting:

Een speler moet een gele kaart krijgen of uitgesloten worden :

– wanneer hij opnieuw een fout begaat na een officiële waarschuwing
   opgelopen te hebben.

– wanneer hij zich in een beledigende of onbehoorlijke taal richt tot de
   scheidsrechter, de officials of het publiek.

– in geval hij zich brutaal of gewelddadig gedraagt.

– in geval van duidelijk spelbederf.

Alleen de scheidsrechter is bevoegd te oordelen over de strafmaatregel die hij
meent te moeten opleggen en de strafmaatregel op te leggen.

Hij is niet verplicht deze maatregelen in een stijgende volgorde toe te passen, wel te verstaan dat slaan, op iemand spuwen of natrappen in elk geval moet gesanctioneerd worden met een definitieve uitsluiting.

  1. Een uitgesloten speler (rode kaart) moet zich onmiddellijk naar de kleedkamer
    begeven EN mag niet vervangen worden. Zijn ploeg moet dan verder spelen met
    een speler minder. Bovendien is de uitgesloten speler in kwestie geschorst voor
         de eerstvolgende beker- of competitiewedstrijd in afwachting van de definitieve
         uitspraak over het aantal weken schorsing.

     Een speler die een gele kaart krijgt moet zich eveneens onmiddellijk naar de
     kleedkamer begeven, maar mag nog vervangen worden.
     Indien de uitgesloten speler weigert het speelveld te verlaten en/of naar de
     kleedkamer te gaan, moet de scheidsrechter de passende maatregelen nemen
     (eerst tussenkomst kapitein, vervolgens wedstrijd staken).

Deze reglementering geldt eveneens voor de spelers die op de wisselbank zitten.  Elke uitsluiting (= rode kaart) van één van de spelers op de wisselbank, veroorzaakt een voor de verdere duur van de wedstrijd definitieve vermindering van het aantal spelers op het veld. De kapitein is verantwoordelijk voor het aanduiden van een speler op het veld, die zich naar de wisselbank dient te begeven. De speler, die zich naar de wisselbank diende te begeven, mag wel nog verder als wisselspeler deelnemen aan de wedstrijd.

  1. Indien een uitgesloten official weigert de neutrale zone te verlaten wordt de
    wedstrijd gestaakt.
  2. Bovendien moet hij voor iedere uitsluiting een omstandig verslag opmaken binnen
    de voorzien termijn en overmaken.
  3. Indien één van de beide ploegen weigert de wedstrijd te hervatten, moet de
    scheidsrechter de kapitein van die ploeg bij zich roepen. Indien deze de weigering
    om verder te spelen bevestigt, zal de scheidsrechter de wedstrijd definitief staken.

Regel 11 – Artikel 5 – Cumulatie van de fouten

NVT

Regel 11 – Artikel 6 – Balbehandeling

De doelverdediger moet de bal met de handen spelen wanneer hij de bal opnieuw in het spel brengt nadat de bal de doellijn heeft overschreden, nadat hij ‘achter’ is geweest. Hij moet de bal met de handen naar een medespeler smijten of rollen. Hij kan niet rechtstreeks scoren met een doelworp.

Als de doelverdediger de bal pakt in zijn doelgebied (als de bal dus niet ‘achter’ is geweest), mag hij de bal voor zich uitsmijten en proberen te scoren. De bal moet eerst de vloer geraakt hebben, alvorens hij probeert te scoren.

De doelverdediger mag de bal niet met de handen/armen spelen :
                + wanneer een medespeler hem de bal bij intrap of hoekschop toespeelt.

                + wanneer de bal naar hem terugkomt bij een scheidsrechtersbal.

                + wanneer een medespeler hem de bal vrijwillig toespeelt.

Terugspelen op de doelverdediger is toegelaten, maar hij mag de bal dan niet meer aanraken met de handen of armen zoals hiervoor omschreven, tenzij er op de doelverdediger wordt teruggespeeld met eenderd ander lichaamsdeel dan de voet, hand of arm en er geen intentie was om tijd te winnen.

Binnen zijn doelgebied, mag de doelverdediger in geen enkel geval de bal langer dan 4 seconden bijhouden, omdat hij binnen zijn doelgebied fungeert als doelverdediger.

Of hij de bal nu rechtstreeks gepakt heeft, of hij moet de bal terug in spel brengen nadat hij acher is geweest, of hij heeft de bal teruggespeeld gekregen van een medespeler, de bal moet ontzet worden binnen de vier seconden.

Buiten zijn doelgebied, waar hij fungeert als speler eigenlijk, mag hij de bal bijhouden zolang hij wilt, zoals iedere andere speler op het speelveld.

De doelverdediger mag de bal enkel met de handen/armen spelen in zijn doelgebied wanneer de bal in laatste instantie geraakt werd door een tegenstander of wanneer de bal afgeweken is van een medespeler en het duidelijk is dat er geen enkele intentie was om terug te spelen op de doelverdediger.

Elke inbreuk op deze voorschriften zal bestraft worden met een onrechtstreekse vrije trap toegekend aan de tegenstrever op de lijn die het doelgebied afbakent, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de overtreding werd begaan.

De doelman die opzettelijk handspel begaat buiten zijn doelgebied en aldus een aanval van de tegenpartij onderbreekt wordt bestraft met een rode kaart als hij als laatste man fungeert; anders is het gewoon een gele kaart.

Regel 11 – Artikel 7 – Spelherneming

Alle volgende spelhernemingen dienen uitgevoerd binnen 4 seconden vanaf het ogenblik waarop de bal door de scheidsrechter als zijnde in het spel wordt beoordeeld. Elk vrijwillig tijdverlies wordt bestraft met een tuchtmaatregel.

  1. Intrappen van op de zijlijn – De intrap vanop de zijlijn wordt aan de
    tegenstander toegekend
  2. Hoekschoppen – De bal wordt toegekend aan de doelman van de tegenpartij.
  3. Doelworpen nadat de bal over de doellijn is buitengegaan – Een hoekschop wordt aan de tegenstander toegekend.

Regel 12 : Vrije trappen 

Er zijn twee soorten vrije trappen:

  • De rechtstreekse vrije trap waarop rechtstreeks een doelpunt kan gemaakt worden tegen de overtredende partij
  • De onrechtstreekse vrije trap waaruit niet rechtstreeks een doelpunt kan aangetekend worden. Indien de bal, alvorens door het doelvlak te gaan, aangeraakt of gespeeld is geweest door een andere speler dan deze die de trap heeft gegeven, is het doelpunt wel geldig.

Een onrechtstreekse vrije mag dus rechtstreeks gegeven worden, doch als hij niet wordt aangeraakt door iemand, wordt het doelpunt afgekeurd.

Wanneer op een onrechtstreekse vrije trap, de speler die gelast is met het trappen, de bal rechtstreeks in zijn eigen doel zendt, mag het doelpunt niet toegekend worden maar moet het spel hernomen worden met een hoekschop in het voordeel van de tegenpartij. Bij een rechtstreekse vrije trap is dit wel altijd een doelpunt.

De scheidsrechter signaleert een onrechtstreekse vrije trap door de arm verticaal boven het hoofd te houden op het ogenblik dat de trap gegeven wordt. De scheidsrechter moet de arm opgeheven houden tot wanneer de bal aangeraakt wordt door een andere speler of niet meer in het spel is.

Op een rechtstreekse of onrechtstreekse vrije trap is de bal in het spel zodra hij geraakt en in beweging gebracht is door een speler van de ploeg aan wie de vrije trap is toegewezen. Indien een rechtstreekse of onrechtstreekse vrije trap toegekend wordt aan een speler in zijn eigen doelgebied, zal de bal in het spel zijn onmiddellijk na het doelgebied te hebben verlaten.

Om een vrije trap te kunnen toekennen moet:

  1. de scheidsrechter de fout van een speler gezien hebben en ze als
          opzettelijk beoordelen

  2. de fout op het speelveld begaan zijn
  3. de bal in het spel zijn op het ogenblik dat de fout begaan werd.

Opdat de spelherneming op een vrije trap conform de regels zou zijn is het nodig :

1. Dat de bal stilligt op de plaats waar de fout begaan werd.

       Wanneer een vrije trap toegekend wordt aan de verdedigers in hun eigen
       doelgebied moet de bal gelegd worden op de plaats waar de fout begaan
       werd. De tegenstanders moeten buiten het doelgebied blijven.
       Indien de bal niet direct in het spel gebracht wordt (buiten het doelgebied),
       moet de vrije trap opnieuw gegeven worden.
       Wanneer een onrechtstreekse vrije trap toegekend wordt aan de aanvallers in
       het doelgebied van de tegenpartij moet de bal gelegd worden op de lijn die dit
       gebied afbakent, zo dicht mogelijk bij de plaats waar de fout begaan werd.

2. Dat alle tegenstanders van de speler die de vrije trap geeft, zich op vijf meter van de bal bevinden en slechts dichterbij mogen komen wanneer de bal in het spel is.
Indien een tegenstander van een speler die een vrije trap geeft tot minder dan 5 meter van de bal nadert vooraleer deze in het spel is, moet de scheidsrechter de vrije trap laten hernemen. De speler die de fout begaat moet een officiële waarschuwing krijgen en in geval van herhaling moet hij een gele kaart krijgen.
Wanneer de tegenstanders een ‘muur’ maken en weigeren zich op reglementaire afstand te plaatsen, moet de scheidsrechter een officiële waarschuwing geven aan de speler die zich het dichtst bij de bal bevindt. Wanneer vervolgens de spelers zich nog niet op reglementaire afstand plaatsen, moet de speler die zich het dichtst bij de bal bevindt, een gele kaart krijgen.

           Nochtans wanneer de speler die de vrije trap geeft, teneinde hieruit eventueel
           voordeel te halen, niet wacht tot de tegenstanders zich op reglementaire
           afstand bevinden, dient het spel voortgezet, zelfs als de bal op een
           tegenstander terecht komt, die er te dicht bij stond.

  1. de bal mag in gelijk welke richting getrapt worden behalve op een strafschop.
               In dit geval moet de bal vooruit getrapt worden.

  2. wanneer bij het nemen van de vrije trap één of meerdere tegenstanders
    rondspringen, gebaren maken of schreeuwen met de bedoeling de speler die de vrije trap neemt af te leiden, moet hij of moeten zij een officiële waarschuwing krijgen wegens onbehoorlijk gedrag.

           Hetzelfde geldt voor spelers die andere spelers trachten te beïnvloeden in het
           spel door op gelijk welke wijze geluiden of gebaren te maken (stampen met de
           voeten, enerverende sis-geluiden, …) Wanneer scheidsrechter oordeelt dat
           de tegenpartij hierdoor werd gehinderd, moet hij een OVT toekennen aan
           de tegenpartij op de plaats waar de tegenpartij werd gehinderd/beïnvloed.
           In het doelgebied wordt de bal altijd op de lijn van de kleine halve cirkel
           gelegd.

            Na een officiële waarschuwing te hebben gekregen, volgt uiteraard de gele
           kaart, wanneer de speler in kwestie blijft volharden in de boosheid.

Regel 13 : Strafschop (penalty)

Regel 13 – Artikel 1 – Het trappen

Het trappen van een strafschop gebeurt als volgt :

  1. de bal moet door de speler die de strafschop neemt op het strafschoppunt gelegd
      De scheidsrechter is de enige die te oordelen heeft of de bal correct ligt.
  2. alle spelers, met uitzondering van de doelverdediger van de tegenpartij, moeten
    zich binnen het speelveld maar buiten het doelgebied bevinden en op minimum vijf meter van de bal. Minimum 3 meter van de bal, achter de zwarte stippellijnen van de halve grote cirkellijn (nr 9 en nr 10 schets pagina 1).
  3. de doelverdediger van de tegenpartij moet met beide voeten op de doellijn
    tussen de doelpalen staan. Hij mag zijn voeten niet bewegen tot de bal
        getrapt is.
  4. de strafschopnemer moet met het gezicht naar het doel en de bal staan en mag
    bij het trappen zijn aanloop niet onderbreken. Doet hij dit wel en hij scoort, moet de strafschop hernomen worden. Indien hij niet scoort, wordt de strafschof niet hernomen.
  5. de strafschopnemer moet de bal voorwaarts trappen. Een tweede speler mag de
    strafschop verder verlengen tot in doel indien aan de overige punten van Regel 13
        voldaan wordt.
  6. wanneer de strafschopnemer de bal achterwaarts speelt, moet de strafschop
    hernomen worden en dient hij een officiële waarschuwing te krijgen.
  7. de toelating om de strafschop te trappen moet door de scheidsrechter met een
    fluitsignaal gegeven worden.
  8. uit een strafschop kan rechtstreeks worden gescoord.
  9. de bal is in het spel zodra hij in beweging gebracht is door strafschopnemer.
  10. Een doelpunt is aangetekend wanneer de bal volledig door het doelvlak
    gegaan is, in één van de volgende gevallen:

+ rechtstreeks in doel na het nemen van de strafschop

+ via doelpaal of dwarslat in doel

+ nadat hij door de doelverdediger aangeraakt werd en dan in doel komt

+ nadat eerst de doelverdediger hem aanraakt en vervolgens via een
   doelpaal of de dwarslat in het doel komt

+ nadat hij eerst een doelpaal of de dwarslat raakt en vervolgens via de
   doelverdediger in het doel komt

Regel 13 – Artikel 2 – Bijzondere gevallen

1. Wanneer de scheidsrechter een strafschop toegekend heeft, mag hij het signaal
      van de uitvoering ervan niet geven vooraleer de spelers hun plaats ingenomen
      hebben die door de spelregels voorgeschreven wordt.

2a. Wanneer de bal, nadat de strafschop genomen wordt, op zijn weg naar het doel
  door een vreemd voorwerp of de scheidsrechter geraakt wordt, moet de
  strafschop hernomen worden.

2b. Wanneer de bal, nadat de strafschop genomen wordt, in aanraking komt met de
  doelverdediger, een doelpaal of de dwarslat en bij het terugkaatsen in het
  speelveld geraakt wordt door een vreemd voorwerp, moet de scheidsrechter het
  spel stilleggen. Hij dient het spel te laten hernemen met een scheidsrechtersbal
  op de plaats waar de bal in contact kwam met het vreemde voorwerp, behalve
  indien het contact gebeurde in het doelgebied, in welk geval de
  scheidsrechtersbal moet gegeven worden op de lijn die dit gebied afbakent.

3a. Wanneer de scheidsrechter, nadat hij het signaal voor het nemen van de
   strafschop gegeven heeft, vaststelt dat de doelverdediger zich niet op de
   voorgeschreven plaats op de doellijn bevindt, moet hij toch de strafschop laten
   nemen. Indien een doelpunt aangetekend wordt, moet het goedgekeurd worden.
   Indien geen doelpunt gemaakt wordt, moet de strafschop hernomen worden.

3b. Wanneer, nadat de scheidsrechter het signaal voor het nemen van de strafschop
  gegeven heeft en alvorens de bal getrapt werd, de doelverdediger zijn voeten
  beweegt, moet hij de strafschop toch laten nemen. Indien een doelpunt
  aangetekend wordt, moet het goedgekeurd worden. Indien geen doelpunt
  gemaakt wordt, moet de strafschop hernomen worden.

3c. Wanneer, nadat de scheidsrechter het signaal voor het nemen van de strafschop
  gegeven heeft en alvorens de bal in het spel is, een speler van de verdedigende
  ploeg in het doelgebied komt of de bal nadert tot op minder dan vijf meter, moet
  hij de strafschop toch laten nemen. Indien een doelpunt aangetekend wordt,
  moet het goedgekeurd worden. Indien geen doelpunt gemaakt wordt, moet de
  strafschop hernomen worden.
  In de gevallen 3a), 3b) en 3c) moet de speler die de overtreding begaat een
  officiële waarschuwing krijgen.

4a. Wanneer op het ogenblik dat de strafschop genomen wordt de strafschopnemer
  zich aan onbehoorlijk gedrag schuldig maakt of één van zijn medespelers door
  woorden of gebaren de doelverdediger beïnvloedt, moet de strafschop hernomen
  worden, indien er een doelpunt is uit gescoord. De strafschopnemer – of de
  schuldige medespelers – moeten een officiële waarschuwing krijgen.

4b. Wanneer op het ogenblik dat de strafschop genomen wordt een speler de
   strafschopnemer beïnvloedt door woorden of gebaren, moet de strafschop
   hernomen worden indien geen doelpunt is gescoord. De schuldige speler moet
   een officiële waarschuwing krijgen. Indien deze speler een projectiel naar de bal
   werpt, wordt er op dezelfde wijze gehandeld en moet hij bovendien definitief
   uitgesloten worden. (= gele kaart voor spelbederf)

4c. Wanneer, nadat de scheidsrechter het signaal tot het nemen van de strafschop
  gegeven heeft en alvorens de bal in het spel is, een ploegmaat van de
  strafschopnemer in het doelgebied komt of de bal nadert tot op minder dan vijf
  meter, moet hij de strafschop toch laten nemen. Indien een doelpunt
  aangetekend wordt, moet de strafschop hernomen worden.

4d. Wanneer in dezelfde omstandigheden als in c) de bal terug in het spel botst
       nadat hij de doelverdediger, de dwarslat of een doelpaal geraakt heeft, moet de
       scheidsrechter het spel stilleggen en een onrechtstreekse vrije schop aan de
       tegenpartij toekennen op de plaats waar de speler in het doelgebied gekomen is
       of op de plaats waar hij tot op minder dan vijf meter van de bal genaderd is.

4e. Wanneer in dezelfde omstandigheden als in 4c) de doelverdediger de bal afweert
  in hoekschop, moet de scheidsrechter de hoekschop toekennen.
  In de gevallen 4c), 4d) en 4e) moet de schuldige speler een officiële
  waarschuwing krijgen.

5a. Wanneer, nadat de scheidsrechter het signaal voor het nemen van de strafschop
  gegeven heeft en alvorens de bal in het spel is, de doelverdediger niet op zijn
  doellijn blijft en tegelijkertijd een ploegmaat van de strafschopnemer in het
  doelgebied komt of de bal nadert tot op minder dan vijf meter, moet de strafschop
  hernomen worden.

5b. Wanneer, nadat de scheidsrechter het signaal voor het nemen van de strafschop
  gegeven heeft en alvorens de bal in het spel is, een speler van beide ploegen in
  het doelgebied komt of de bal nadert tot op minder dan vijf meter, moet de
  strafschop hernomen worden.

      In de gevallen 5a) en 5b) moeten de spelers die de overtreding begaan hebben
  een officiële waarschuwing krijgen.

  1. Wanneer de speeltijd van een wedstrijd na de eerste helft of na het einde van de
          match moet verlengd worden om een strafschop te nemen of te hernemen, moet
          deze verlenging duren tot op het ogenblik dat de strafschop zijn uitwerking heeft
          
  2. Wanneer een strafschop genomen wordt in extra speeltijd:
  3. worden alle voorschriften van hoger vermelde paragrafen gewoon
      toegepast (behalve die van paragrafen 2b), 4d) en 4 e)
  4. in de omstandigheden beschreven in paragrafen 2b), 4d) en 4e) eindigt
      het trappen van de strafschop onmiddellijk nadat de bal van een
               doelpaal of de dwarslat terugkaatst in het speelveld.

Regel 13 – Artikel 3 – Regeling voor het nemen van strafschoppen voor het verkrijgen van een beslissing bij o.a. bekercompetities of om een winnaar aan te duiden

  1. De scheidsrechter bepaalt op welk doel alle strafschoppen zullen genomen
  2. De scheidsrechter wijst door loting de ploeg aan die de eerste strafschop zal
  3. De twee kapiteins geven aan de scheidsrechter de nummers van drie
      verschillende spelers, die afwisselend en in de opgegeven volgorde de eerste
         reeks strafschoppen zullen nemen.
  4. Hiervoor komen alle spelers in aanmerking die op het wedstrijdblad genoteerd
      staan en voor het trappen van de strafschoppen door de scheidsrechter
        gecontroleerd worden. Spelers die tijdens de wedstrijd uitgesloten werden, komen
         hiervoor niet meer in aanmerking. Indien één van de drie aan de scheidsrechter
         bekend gemaakte strafschopnemers zich bij de aanloop om de strafschop te
         nemen kwetst en de strafschop nog niet genomen is, mag de gekwetste
        strafschopnemer alsnog vervangen worden door een medespeler.

Wanneer een ploeg gedurende de hele wedstrijd slechts aantreedt met 4 spelers,    maar zich volgens de procedure na het eindsignaal vervolledigt met een vijfde speler, mag deze speler deelnemen aan het trappen van de strafschoppen nadat hij door de scheidsrechter gecontroleerd werd.

In dat geval dient de vijfde lijn op het wedstrijdblad, die voordien niet geschrapt werd, alsnog ingevuld te worden.

  1. Indien bij gelijkheid van het aantal pogingen een ploeg er in gelukt is een
    voorsprong van twee doelpunten te nemen, moet de derde strafschop niet meer
    genomen worden.
  2. Wanneer na drie pogingen beide ploegen hetzelfde aantal of geen doelpunten
         aantekenen, dient als volgt gehandeld :

       + de twee kapiteins geven aan de scheidsrechter de nummers van drie
            verschillende spelers die, in de opgegeven volgorde, de volgende
            strafschoppen zullen nemen. Deze spelers mogen dezelfde zijn als deze die
            in de eerste reeks de strafschoppen hebben genomen.

       + de strafschoppenreeks wordt definitief stopgezet, wanneer na evenveel
           pogingen een ploeg een doelpunt meer heeft aangetekend dan de andere.

  1. Dezelfde procedure zal verder gezet worden wanneer na deze drie strafschoppen
    nog geen afscheiding is tussen beide ploegen.
  2. Tijdens de proef moeten alle spelers, uitgezonderd de strafschopnemer en de
     doelverdedigers, zich in de middencirkel of achter de middellijn binnen het
         speelveld bevinden.
  3. Ingeval van elektriciteitspanne en wanneer beide ploegen niet evenveel pogingen
    tellen :
  4.  a)  wordt de laatste poging van de ploeg die er één meer telt, vernietigd.
  5. b) gaat de bevoegde instantie over tot lottrekking om de winnaar aan te duiden,
              behalve wanneer het feit zich voordoet in de eerste reeks van drie
              strafschoppen, in welk geval de ploeg die voorsprong genomen heeft tot
             winnaar uitgeroepen wordt.
  6. Wanneer één der beide ploegen herleid wordt tot minder dan drie spelers (één
    van hen zich kwetst of uitgesloten wordt), moet het nemen van de strafschoppen
      gestaakt worden wegens een onvoldoende aantal spelers.

Regel 14 : Intrap en bal tegen plafond / armaturen

Regel 14 – Artikel 1

Wanneer de bal volledig over de zijlijn buiten gerold of buiten gevlogen is, moet hij terug in het spel gebracht worden met een intrap, toegekend aan een tegenstander van degene die de bal het laatst heeft aangeraakt vooraleer deze buitenging, dit binnen de vier seconden.

Regel 14 – Artikel 2

De bal moet achter/op de zijlijn gelegd worden op de plaats waar hij is buitengegaan.

De bal is in het spel zodra hij in beweging is gebracht door een speler en de lijn die het speelveld afbakent heeft overschreden.

Regel 14 – Artikel 3

Wanneer de bal het plafond of de armaturen boven het speelveld raakt, wordt een intrap toegekend tegen de ploeg waarvan een speler het laatst de bal heeft aangeraakt.

Het spel wordt hernomen met een intrap op de dichtstbij gelegen zijlijn ter hoogte van de plek waar de bal plafond of armaturen geraakt heeft.

Regel 14 – Artikel 4

Alle tegenstanders van de speler die de intrap neemt, moeten achter de rode lijn in het veld staan, op ongeveer drie meter van de bal. Ze mogen niet tot minder dan drie meter van de bal naderen, vooraleer deze in het spel is. Bij overtreding: OVT voor de tegenstander op de plaats van de overtreding.

Regel 14 – Artikel 5

Bij foutieve intrap wordt een intrap op dezelfde plaats toegekend aan de tegenstrever (behalve bij inbreuk op Regel 14, art. 4).

Regel 14 – Artikel 6

Uit een intrap kan niet rechtstreeks gescoord worden. Wanneer dat toch gebeurt, gaat de bal naar de tegenstander voor een nieuwe intrap, op de plaats waar de vorige intrap gegeven is.

Regel 15
Doelworp nadat de bal over de doellijn is buitengegaan

Regel 15 – Artikel 1

Een doelworp wordt aan de verdedigende partij toegekend:

  1. wanneer de bal volledig over de doellijn buiten gerold of buiten gevlogen is, met
    uitzondering van het doelvlak en het laatst door een aanvaller werd aangeraakt.
  2. wanneer een tegenstander de bal rechtstreeks in het doel heeft doen
    terechtkomen op een aftrap of op een onrechtstreekse vrije schop.
  3. in geval van foutieve hoekschop.

Regel 15 – Artikel 2

Een doelworp moet door de doelverdediger volgens de hierna vermelde voorschriften uitgevoerd worden:

  1. hij moet de bal terug in het spel brengen met de hand en van binnen zijn
  2. alle spelers van de tegenpartij moeten zich buiten het doelgebied bevinden en
    mogen er slechts inkomen nadat de bal in het spel is.
  3. de bal is in het spel zodra hij, in het speelveld, de lijn die het doelgebied afbakent (de 6 m lijn/kleine halve cirkel)

Wanneer de doelverdediger de bal rechtstreeks buiten de zijlijn doet terechtkomen, moet het spel hernomen worden met een intrap toegekend aan de tegenpartij.

Wanneer de bal, nadat hij in het speelveld de lijn heeft overschreden die het doelgebied afbakent (6-meterlijn), rechtstreeks over de eigen doellijn buitengaat, moet het spel worden hernomen met een hoekschop, toegekend aan de tegenpartij.

Wanneer de doelverdediger de bal met een doelworp rechtstreeks in eigen doel smijt, moet de doelworp gewoon hernomen worden, gezien de bal nooit in het spel geweest is.

Regel 15 – Artikel 3

De doelworp moet hernomen worden:

  1. wanneer de doelverdediger de bal niet met de hand en van binnen zijn doelgebied
    in het spel brengt.
  2. als een speler de bal raakt vooraleer hij in het spel is (vooraleer hij buiten het
    doelgebied is).
  3. wanneer de doelverdediger een tweede maal de bal aanraakt vooraleer deze in
    het spel is;
  4. wanneer een speler van de tegenpartij zich in het doelgebied bevindt of er inkomt
    vooraleer de bal in het spel is.

Regel 16 : Hoekschop

Regel 16 – Artikel 1

Een hoekschop moet worden toegekend aan een speler van de aanvallende ploeg:

  1. wanneer de bal volledig over de doellijn buiten gerold of buiten gevlogen is, met
     uitzondering van het doelvlak, en het laatst door een verdediger werd aangeraakt.
  2. wanneer op een spelherneming de bal in het eigen doel getrapt wordt, bij aftrap
    of onrechtstreekse vrije trap

Regel 16 – Artikel 2

De bal dient gelegd op de hoek die zich het dichtst bevindt bij de plaats waar hij is buitengegaan.

De bal is in het spel zodra hij in beweging is gebracht door een speler en de lijn die het speelveld afbakent overschrijdt.

Alle tegenspelers van de hoekschopnemer moeten zich op minstens 3 meter van de bal bevinden. Zij kunnen niet op minder dan deze afstand naderen alvorens de bal in het spel is.

Regel 16 – Artikel 3

Uit hoekschop kan rechtstreeks gescoord worden in het doel van de tegenpartij.

Regel 16 – Artikel 4

In geval van foutieve hoekschop wordt de bal toegewezen aan de doelverdediger van de tegenpartij die de bal in het spel brengt zoals bepaald in Regel 15, art. 2.

Regel 17 : Allerlei

Regel 17 – Artikel 1 – vier seconden regel

Na een door de scheidsrechter gefloten fout moet de tegenstander het spel terug hervatten binnen de 4 seconden.

Indien dit niet gebeurt, zal de scheidsrechter de vrije trap aan de tegenpartij geven (indirecte vrije trap).

Alleen de scheidsrechter kan over deze 4 seconden regel oordelen.

Overtredingen van de 4 seconden regel:

  1. Intrappen vanop de zijlijn – De intrap vanop de zijlijn wordt aan de
           tegenstander toegekend
  2. Hoekschoppen – De bal wordt toegekend aan de doelman van de
            tegenpartij.
  3. Doelworpen nadat de bal over de doellijn is buitengegaan – Een hoekschop wordt aan de tegenstander toegekend.

Regel 17 – Artikel 2 – Hakje

Een hakje met de hiel (kapbeweging achteruit)  is in geen enkel geval toegelaten. Met de onderkant of zijkant van de voetzool mag men wel de bal beroeren.

Regel 17 – Artikel 3 – Sliding tackle

Een sliding tackle  naar een tegenstander met bal is verboden. Wanneer de tegenstander geraakt wordt, zal dit bestraft worden met een rode kaart. Wanneer de tegenstander niet geraakt wordt, zal dit alsnog bestraft worden met de gele kaart.

Een sliding tackle om een bal af te stoppen op het moment dat een speler naar doel trapt, is eveneens verboden. Naargelang de intensiteit van de sliding tackle zal dit eveneens bestraft worden met een gele of rode kaart.

Buiten zijn doelgebied mag de doelverdediger eveneens geen sliding doen/plat tegen de grond gaan, … . Bij overtreding = gele kaart. Buiten zijn doelgebied fungeert de doelverdediger als gewone veldspeler en moet hij zich aan hun regels houden!!

Wanneer deze fouten zich in het doelgebied voordoen, zal er steeds een strafschop gefloten worden door de scheidsrechter.

Regel 17 – Artikel 4  – Forfait regelingen

Elke forfait moet minstens 1 werkdag voor de wedstrijd doorgegeven worden.

In alle andere gevallen wordt de forfait als laattijdig beschouwd.

Als de forfait laattijdig is, moet er een boete betaald worden van 25 euro en worden ook de arbitersonkosten (20 euro) verhaald bij de ploeg die forfait geeft. In totaal moet de ploeg die laattijdig forfait geeft dus een boete betalen van 45 euro.

Bij een tweede laattijdige forfait wordt de boete van 25 euro verdubbeld. De arbitersonkosten, 20 euro, blijven hetzelfde. In totaal moet een ploeg voor een tweede laattijdige forfait een boete betalen van 70 euro.

Bij een derde forfait (laattijdige of niet) wordt de ploeg in kwestie uit de competitie genomen en wordt hun waarborg verbeurd verklaard.

Indien de forfait op het moment van de wedstrijd zelf gebeurt, dient de scheidsrechter altijd betaald te worden. Indien de benadeelde ploeg de thuisploeg is, zullen de scheidsrechteronkosten aan hun terugbetaald worden, eens de boete betaald is door de ploeg die forfait geeft.

Indien de forfait op het moment van de wedstrijd zelf gebeurt, wordt de scheidsrechter vanaf heden betaald door het verbond ZVV. De kosten worden nadien verhaald bij de ploeg die forfait gegeven heeft, ook al was het de bezoekersploeg eigenlijk aanvankelijk de scheidsrechter niet hoefde te betalen.

VB.:  FC Ronf – KV Maria, waarbij KV Maria niet komt opdagen:
         KV Maria krijgt een boete van 25 euro forfait + 20 euro scheidsrechteronkosten
         = 45 euro in totaal.

Het bestuur wil hiermee een krachtig signaal sturen naar alle ploegen om forfaits zoveel mogelijk te vermijden.

Enkel in geval van overmacht (vb.: overlijden binnen de ploeg), zal het bestuur zich nog soepel opstellen aangaande de forfait regelingen. De ploeg in kwestie zal dit per mail moeten motiveren, waarna het bestuur hierin een beslissing zal nemen.

Alle forfaits moeten ter kennis gebracht worden in volgende rangorde aan:

  1. ondervoorzitter : Dirk Vandeput (vandeput1@gmail.com)
  2. secretaris: Johan Dekoster (johan@telenet.be)

Onderlinge forfait regeling tussen twee ploegen telt niet !!!!!!!

Nauw samenhangend hierbij is het verplaatsen van wedstrijden. De dag zelf vragen om een wedstrijd te verplaatsen zal dus NIET meer toegestaan worden.

We doen echt niet moeilijk om wedstrijden te verplaatsen, maar doe het goed op voorhand; vraagt eerst toestemming aan de tegenpartij; zet aan ons (het bestuur) in cc en vervolgens doen we al het nodige (zelfde principe als afgelopen seizoen).

Regel 17 – Artikel 5 – Betalingen

  1. Onkosten per seizoen
  • Waarborg (enkel voor nieuwe ploegen) 100,00            euro
  • Inschrijvingsgeld                                                                               50,00            euro
  • Verzekering:
    x-aantal spelers/afgevaardigden x 17,00 euro
    : 10 spelers en 2 afgevaardigden = 12 X 17 euro = 204,00 euro
  • Zaal 300,00            euro
  • Eventuele boetes                                                                                                 euro
  1. Termijnen
  • De waarborg (enkel nieuwe ploegen), het inschrijvingsgeld en het bedrag van de verzekering moeten betaald zijn tegen eind september.
    De zaal mag in schijven betaald worden, doch de helft (150 euro) moet betaald zijn tegen eind december. De andere helft tegen eind april het jaar daarop. Dit betekent dat alles moet betaald zijn tegen eind april!!!!!
    Op het niet respecteren van deze termijnen staat een boete van 25 euro.
  • De nieuwe ploegen moeten de eerste drie jaren ALLES betaald hebben tegen eind september. De zaal moet dus ook volledig betaald zijn tegen eind september.
  • De eventuele opgelopen boetes zullen maandelijks vereffend worden.
  • Wanneer men bij het totaal bedrag van A) (onkosten per seizoen) nog de scheidsrechteronkosten telt (20 euro per thuiswedstrijd), moet men enkel nog het totaal verkregen bedrag delen door het aantal leden en dan weet iedere ploeg hoeveel lidgeld er ongeveer per speler moet gevraagd worden.
    Enkel het oplopen van eventuele boetes zijn er niet bijgerekend dan, maar die bedragen zijn gemakkelijk te overbruggen
  1. Overzicht boetes
  • scheidsrechterblad te laat : 5 euro
  • scheidsrechter betaald na aanvang wedstrijd: 5 euro
  • geen kapiteinsband: 5 euro
  • wedstrijdblad onvolledig en/of niet leesbaar ingevuld: 5 euro
  • geen rugnummers of uniforme uitrusting: 5 euro
  • Geen verplichte verzekeringslijst kunnen voorleggen: 5 euro
  • Op de eerste zes punten krijgt men voor de eerste twee overtredingen
     eerst een opmerking. Vanaf de derde overtreding wordt dit per
     overtreding beboet met 5 euro.
  • wijzigingen aanbrengen op het scheidsrechterblad, zonder toestemming van
     de scheidsrechter: 15 euro
  • wanneer men de scheidsrechter niet betaalt (bovenop de nog resterende te
     betalen scheidsrechtervergoeding van 20 euro): 15 euro boete
  • 1ste gele kaart: 5 euro
     2de gele kaart zelfde speler: 10 euro + 1 week schorsing
     3de gele kaart zelfde speler: 15 euro + 2 weken schorsing
     enz…
  • Rode kaart: 15 euro
  • Elk verslag, opgesteld door een scheidsrechter: 15 euro
    Bij een rode kaart wordt er altijd een verslag opgesteld, wat dus een boete   
     betekent voor de ploeg in kwestie van 30 euro (15 rode kaart + 15 verslag).
  • Niet aanwezig op de Algemene Vergadering:
    1ste keer: 25 euro
     2de keer zelfde seizoen: 50 euro
  • Laattijdige forfait:
    1ste keer: 25 euro boete + 20 euro scheidsrechtervergoeding = 45 euro
      2de keer: 50 euro boete + 20 euro scheidsrechtervergoeding = 70 euro
      3de keer: ploeg in kwestie wordt uit de competitie gezet en hun waarborg  
      wordt verbeurd verklaard.
  • Opstellen van een speler die niet aangesloten is bij SPORTA: 25 euro.
  • Niet respecteren van de betalingstermijnen: 25 euro 
  • Opzettelijk beschadigen v/d infrastructuur v/d sporthal: 25 euro
  • Het opstellen van een geschorste speler: 15 euro

  1. Algemeen
    De betalingen moeten gestort worden op het rekeningnummer van ZVV Groot-Grimbergen BE73 7341 8120 1160.
  2. Achterstallen
    Ploegen die op het einde van de reguliere competitie nog achterstallen te betalen hebben, moeten deze onmiddellijk uitvoeren.
    Wanneer dit niet gebeurd is vóór de start van de eindronde van de Bekercompetitie, wordt de ploeg in kwestie uit de eindronde van de Bekercompetitie gehaald.

Wanneer ze de dag van de laatste Algemene Vergadering van het afgelopen seizoen geen bewijs van betaling kunnen voorleggen van hun achterstallen, wordt hun waarborg van 100 euro verbeurd verklaard.Wanneer ze zich het seizoen erna terug willen inschrijven bij ZVV Groot-Grimbergen, moeten ze eerst hun openstaande achterstallen van het vorig seizoen betalen en vervolgens een nieuwe waarborg  van 200 euro betalen.
Wanneer ze zich trachten in te schrijven onder een nieuwe naam om hun achterstallen te ontlopen, zal dit geweigerd worden door ZVV Groot-Grimbergen (meer dan drie spelers van zelfde ploeg).

Regel 17 – Artikel 6 – Clubs die met twee ploegen deelnemen

Ploegen die met een A en een B ploeg aantreden mogen twee spelers opstellen van de A naar de B ploeg en omgekeerd.

De identiteit van de twee spelers van de A ploeg die de B ploeg versterken en van de twee spelers van de B ploeg die de A ploeg versterken, moeten voor aanvang van de competitie overgemaakt worden aan het bestuur van ZVV. Het mogen dus vier verschillende spelers zijn, zolang het maar twee spelers uit elke ploeg zijn.

Na de heenronde mag men per ploeg 1 speler wisselen.

Indien er toch een andere speler wordt opgesteld, verliest de ploeg in kwestie deze wedstrijd met een forfait score, met daar bovenop een boete van 25 euro.

Bij herhaling van de feiten wordt de boete telkens verdubbeld.

Indien een ploeg blijft volharden in de boosheid, kan het bestuur van ZVV overgaan tot zwaardere straffen.

Regel 17 – Artikel 7 – Aanduiden kampioenen

Indien de competitie niet kan uitgespeeld worden om eenderd welke reden (volledige lockdown bv.), worden de kampioenen aangeduid op basis van het hoogst mogelijke gelijk aantal gespeelde wedstrijden, voor de ploegen die in aanmerking komen om kampioen te spelen.

Ter verduidelijking:

Stand op moment van een volledige lockdown, waarbij competitie niet meer kan uitgespeeld worden.

2DE AFDELING

 

Nr.

TEAM

Wedstr.

Gew.

Draw

Verl.

Dvoor

Dtegen

Dsaldo

Punten

 

1

LOKOMOTIV  A

17

14

0

3

164

69

95

42

 

2

VIKING UNITED

17

13

2

2

191

64

127

41

 

3

PINANTI

16

13

0

3

141

74

67

39

 

4

GRIMBOYS

16

11

1

4

116

64

52

34

 

 

 

 

 

 

 

                               

Enkel de eerste drie ploegen komen hier nog in aanmerking om kampioen te spelen. Zelfs als Grimboys hun 17de wedstrijd zou winnen, zouden ze nog maar 37 punten hebben; dus zij vallen definitief af.
Pinanti staat 3de met 16 gespeelde wedstrijden; Gezien de volledige lockdown mogen er geen wedstrijden meer gespeeld worden en kan Pinanti dus nooit aan 17 gespeelde wedstrijden geraken.
Lokomotiv A en Viking United moeten dus één wedstrijd inboeten. Hun laatst gespeelde wedstrijd wordt dus teniet gedaan, zodat ze hetzelfde aantal gespeelde wedstrijden hebben als Pinanti.

Het verkregen resultaat:

2DE AFDELING

Nr.

TEAM

Wedstr.

Gew.

Draw

Verl.

Dvoor

Dtegen

Dsaldo

Punten

1

LOKOMOTIV  A

16

13

0

3

150

69

81

39

2

PINANTI

16

13

0

3

141

74

67

39

3

VIKING UNITED

16

12

2

2

175

63

112

38

4

GRIMBOYS

16

11

1

4

116

64

52

34

 

Lokomotiv A en Pinanti staan nu gelijk, elk met 39 punten. Viking United heeft slechts 38 punten en valt dus ook af voor de eindtitel.

Pinanti en Viking United zijn dus wel degelijk van plaats veranderd door die aanpassingen.

Gezien Lokomotiv A en Pinanti gelijk staan nu, hadden we dus een testmatch moeten spelen, maar er mag niet meer gespeeld worden.
Dus gaan we het rijtje af van links naar rechts en zien we dat er pas een verschil is tussen beide ploegen bij de ‘Doelpunten voor’.
Lokomotiv A heeft meer doelpunten gescoord dan Pinanti.

Op basis van deze werkwijze wordt de kampioen uitgeroepen in de toekomst.

Hier, in dit voorbeeld, is dat Lokomtiv A.

Regel 17 – Artikel 8 – Stijgers – Dalers

De ploeg die laatste eindigt in reeks 1 daalt naar reeks 2.

De ploeg die kampioen speelt in reeks 2 stijgt naar reeks 1.

Er wordt gestreefd naar een gelijk aantal ploegen in beide reeksen bij een even aantal aan ploegen. Als er op het einde van het seizoen meerdere ploegen stoppen in reeks 1, zullen er meerdere ploegen moeten stijgen van reeks 2. Zo is het dus perfect mogelijk dat de 2de, de 3de, … van reeks 2 naar reeks 1 moeten stijgen om een gelijk aantal ploegen in beide reeksen te verkrijgen.

In omgekeerde richting wil dit zeggen dat ook de voorlaatste, de 3de laatste, … van reeks 1 naar reeks 2 moeten dalen.

Regel 17 – Artikel 9 – Fouten langs achter – aanvallende fout

Fouten, die zuiver langs achter gebeuren, zijn verboden. Bij overtreding wordt er altijd een rechtstreekse vrije trap toegekend aan de tegenstander.

Vbn:
– een aanvaller een duw in de rug geven op gelijk welke manier
– de bal langs achter door de benen van de aanvaller beroeren/wegtrappen, ook al  
  wordt de aanvaller niet geraakt
– de bal langs achter van onder de voetzool van de aanvaller weghalen

Wanneer de aanvaller (de speler met de bal) ruggelings probeert te vorderen naar het doel van de tegenstander en alzo de verdedigende speler omver wordt geduwd of moet wijken naar achter, is dit een aanvallende fout bestraft met een rechtstreekse vrije trap voor de verdedigende partij 

DOOR HET AANSLUITEN BIJ ZVV GROOT-GRIMBERGEN ONDERWERPEN
DE PLOEGEN ZICH AUTOMATISCH AAN DIT REGLEMENT, DE STRAFBEPALINGEN, DE STATUTEN EN DE DAARAAN GEKOPPELE BOETES.

DIT REGLEMENT VERNIETIGT EN VERVANGT ALLE VOORGAANDE.